Wat is Rio leuke film en
wat kun je goed met een film als Rio aan de slag in de klas! Voor deze opdracht
hebben wij ons gericht op beeldende vorming, muziek en dans, maar rond het WK
voetbal, ga ik deze film in mijn groep 3 inzetten voor o.a. aardrijkskunde. Ik
ben zelf in Rio geweest en het is ongelooflijk om te zien hoe goed de
werkelijkheid is neergezet in de film. Deze opdracht heeft er voor gezorgd dat
ik animatiefilms op een andere manier kan bekijken. Nuttig vond ik het om de
opdrachten laag voor laag te maken, dat geeft fijne handvatten voor de
praktijk. Voor een groep 3 is Rio een goede film om te gebruiken, voor hogere
groepen kan ik mij voorstellen dat er animatiefilms zijn die een diepere
gelaagdheid hebben en dus geschikter zijn om te gebruiken.
Ik had dit vak graag
eerder in het curriculum gehad. Niet alleen omdat het een vak is, dat heel
concreet handvatten geeft voor de praktijk, maar ook omdat ik er van overtuigd
ben dat ik er persoonlijk meer uit had kunnen halen in een minder drukke tijd
dan nu rond het afstuderen.
Ik wist voor deze lessenserie niet dat je een 3D-film op zo manier kon gebruiken. Je kan veel lessen uit een film halen. We hebben ons gebaseerd op dans, drama en kleur, maar er zat zoveel meer in deze film. Ik denk dat het ook goed is voor kinderen. De meeste kinderen kijken vaak naar de dezelfde film. Als zo een film in een les is gebruikt, dan kan het geleerde ook weer opgehaald worden wanneer een kind thuis naar de film kijkt.
Een moeilijk puntje voor onze lessenserie was dat we het hebben gebaseerd op groep 3. Hierdoor konden heel veel dingen niet worden verwerkt, zoals see, hear, speak no evil of de Fly hardposter van Nigel. Dit betekent niet dat deze kennis bij ons niet aanwezig is.
Deze opdracht heeft ertoe geleid dat ik met een andere blik naar een animatie film kan kijken. Ik heb zeker meer respect gekregen voor de filmmakers. Er komt veel bij kijken en over alle details wordt enorm nagedacht. Wat ik treffend in de film Rio vond is de weergave van de stad. Als we de screenshots uit de film vergelijken met de beelden van de echte stad, zie je dat de makers oog voor detail hebben en de stad perfect hebben weergegeven. Wat ik erg nuttig vond om te ervaren is dat een animatie film enorm veel aanknopingspunten bevat voor lessen in het onderwijs. In het kader van dit vak hebben wij er nu lessen beeldende vorming, drama en muziek bij gemaakt, maar ik zie ook veel mogelijkheden naar zaakvakken. Door deze opdracht heb ik ervaren dat een animatie film op een leuke en nuttige manier veel mogelijkheden biedt voor het onderwijs. Als je dit naast de lessen zet die je in de diverse methodes ziet staan, is deze manier van werken en lessen maken voor mij echt een verfrissing!
Kort gezegd vond ik dit een super leuke opdracht om te doen! Ik kijk nu zeker met een andere bril naar 3D animatiefilms. Laatst heb ik Madagascar 2 Afrika gekeken en ondanks dat de technologie van de film inmiddels achter loopt kon ik toch wel makkelijk veel nuttige lesmomenten voor het basisonderwijs eruit halen. Het doorlopen van het stappenplan was een goeie zet. Zo zijn we gezamenlijk tot een mooie lessenserie gekomen. De samenwerking verliep goed. Het plan van aanpak en de taakverdeling liep aan het begin wat stroef. Dit kwam doordat iedereen zich eerst meer moest verdiepen in de materie. Na het verzamelen van allerlei informatie uit de film en daar om heen liep alles eigenlijk op rolletjes. De communicatie verliep goed via de mail en er werden makkelijker knopen doorgehakt. Iedereen heeft goede ideeën aangekaart en een goede bijdrage geleverd.
Ik vond het een leuke en leerzame opdracht. Het heeft mij anders leren kijken naar 3-D animatiefilms en de manier waarop deze zijn in te zetten in het onderwijs. Om ideeën te krijgen voor de lessen die je ermee kunt doen, is het eerst noodzakelijk om de film helemaal te bekijken en er onderzoek naar te doen. Hieruit volgt je theoretisch kader en vervolgens je lesopbouw. Zo kwamen de ideeën bij ons uiteindelijk vanzelf op gang. Ik vond het mooi om te zien dat er in veel gevallen diepere betekenissen achter bepaalde keuzes van de makers zaten. Dit is niet altijd direct te zien, maar wel na meer onderzoek. Hiervan kun je veel in je onderwijs verwerken. Vanwege onze keuze voor groep 3 waren sommig onderwerpen nog wat te moeilijk om te behandelen, zoals de Mens van Vitruvius en de achterliggende gedachten van de makers hierbij. Wij hebben ons daarom meer gericht op vorm en kleuraspecten. Voor deze opdrachten moesten wij ons richten op de creatieve vakken, maar ook bij zaakvakken is een 3-D animatiefilm goed in te zetten. Ik zou er in zo'n geval bijvoorbeeld eens voor kiezen om een zaakvakles te combineren met een creatief vak. Al met al heeft deze opdracht mij een verfrissende, nieuwe kijk op lesgeven gebracht.
In de film Rio speelt muziek en dans een belangrijke rol. Daarbij kan aan de
muziek en de dans vaak ook een gevoel gekoppeld worden. In de praktijklessen
willen we daarom muziek, dans en drama samen laten komen.
Nadat de leerlingen een muziekles
en een les beeldende vorming hebben gehad, sluiten we deze lessenserie af met
een dramales, waarin muziek, emoties en de maskers samen komen en aan bewegingen
zullen worden gekoppeld.
Doelgroep: groep 3
Vakgebied: Drama
Lesduur: 45-60 min
Doel:
De leerlingen kunnen de emoties
boos, blij, bang, bedroefd benoemen en uitbeelden.
De leerlingen hebben de kleuren van
hun maskers en muziek gekoppeld aan de emoties boos, blij, bang, bedroefd.
Introductie (15 min):
De leerkracht toont de laatste
scene van de film Rio:
Veel emoties passeren in dit
fragment de revue. Welke emoties kunnen de leerlingen benoemen? In ieder geval bang, boos & blij, mogelijk ook
trots, verliefd.
Kunnen de leerlingen situaties
beschrijven waarin zij boos, blij, bang, bedroefd waren?
De leerlingen gaan in een kring
staan. Met behulp van de ‘emotievergrootcirkel’ gaan de leerlingen de emoties
boos, blij, bang en bedroefd uitbeelden. De leerkracht laat eerst zelf een emotie zien. Dan fluistert de leerkracht de eerste
keer een zin het oor van een van de leerlingen in de
kring. Bij de zin hoort een emotie. Deze leerling noemt de zin en probeert de emotie die erbij hoort zo klein mogelijk uit te beelden, de
leerling naast deze leerling maakt de emotie een klein beetje groter en zo
verder. Na de eerste twee keer bedenkt een leerling zelf welke emotie hij gaat
uitbeelden (boos, blij, bang, bedroefd). Wordt duidelijk met welke emotie de
leerlingen bezig zijn? Kunnen we leerlingen ook van heel groot naar klein?
Kern (30 min):
De leerlingen hebben maskers
gemaakt. Hierbij hebben zij geprobeerd kleur en vorm te gebruiken om hun
vogelmaskers een eigen karakter te geven. De leerlingen krijgen van de
leerkracht hun eigen masker terug. De leerlingen zetten de maskers op en kijken
goed naar elkaar. Zijn er maskers die een zelfde kleur / vorm hebben?
De leerkracht kiest van ieder
tafelgroepje 1 leerling. Deze leerlingen gaan om de beurt op zoek naar een
maskers met een zelfde kleur / vorm als die van henzelf. Op deze manier worden
er groepjes gemaakt. De leerlingen helpen elkaar.
De groepjes bespreken met elkaar
welke emotie (welk karakter) zij voor ogen hadden bij het maken van het masker
en kiezen welke emotie (boos, bang, blij, bedroefd) het best bij hun groepje
past. De leerlingen creëren met elkaar een stukje waarin zij die emotie
gezamenlijk uitbeelden. Ieder groepje mag hierna de emotie behorend bij hun
maskers uitbeelden. De overige groepjes kijken goed en geven aan welke emotie
het groepje heeft geprobeerd uit te beelden. Waaraan hebben de leerlingen dit
gezien? Passen de beelden goed bij de maskers?
Hierna gaan de leerlingen kriskras door het (speel)lokaal staan. De leerkracht
laat verschillende muziekfragmenten horen (o.a. de muziekfragmenten behorend
bij de muziekles). De leerlingen luisteren goed naar de muziek. Als zij vinden
dat hun emotie/karakter (behorend bij het masker) goed bij de muziek past, dan
beelden zij die emotie uit. Steeds zullen verschillende leerlingen aan het
bewegen / uitbeelden zijn.
Afsluiting (5 min):
De lessenserie wordt afgesloten met
een vrolijke Braziliaanse carnavalsoptocht, met sambamuziek, de door henzelf
gemaakte maskers en vrolijke bewegingen / dans.
Na de optocht nemen de leerlingen
plaats en bespreekt de leerkracht met de leerlingen wat zij de afgelopen lessen
met elkaar hebben gedaan en wat de leerlingen hebben geleerd. Wat vonden de
leerlingen leuk, wat ging goed, wat was minder?
In de film Rio speelt muziek en dans een belangrijke rol. Daarbij kan aan de muziek en de dans vaak ook een gevoel gekoppeld worden. In de praktijklessen willen we daarom muziek, dans en drama samen laten komen. We beginnen met een muziek les, om de kinderen eerst te laten ervaren muziek langzaam en snel kan gaan. Ook in de film komt dit terug met de vrolijke, snelle samba muziek en de langzame liefdes liedjes. De muziek is direct te koppelen aan gevoel.
Na de eerste ervaring met de muziek willen we dit in de volgende les uitbreiden naar dans en drama. Daarbij gebruiken we dan de maskers die we in de beeldende vorming les hebben gemaakt.
Doelgroep : groep 3
Vakgebied : Muziek
Lesduur : 45-60 min
Doel:
De leerlingen ervaren en herkennen het verschil tussen langzame en snelle muziek.
De leerlingen kunnen gevoel koppelen aan muziek.
Introductie:
Als inleiding houd ik een gesprekje met de leerlingen over snel en langzaam. Daarna maak ik de koppeling naar de muziek. Kan je dat ook horen in muziek? Hoe zou snel klinken en hoe langzaam? Na het gesprekje krijgen de kinderen een aantal fragmenten muziek te horen. Per fragment geven de leerlingen aan of ze de muziek snel of langzaam ging. Voor deze introductie kiezen we een aantal fragmenten uit Le Carnaval des Animaux (langzaam: schildpad/olifant, snel: voliere, afwisselend langzaam/snel: kippen en hanen).
Langzaam:
Snel:
Kern:
Om snel en langzaam ook te ervaren gaan we vervolgens met muziek en beweging aan de slag.
Eerste oefening:
De kinderen lopen rond op de maat van de handtrom. Het tempo is eerst rustig en gaat steeds sneller. Daarna afwisseling tussen snel-langzaam-stil. Tweede oefening:
Net als voorgaande oefening, maar dan met instrumenten. Groep in tweeën opdelen. Helft van de groep krijgt een instrument (ritmestokjes, woodblock, sambaballen). Zij zijn het orkest, de anderen zijn de toneelspelers/dansers en gaan bewegen op het ritme van het orkest. De leerkracht geeft het tempo aan en het orkest speelt mee. Na een tijdje de groepen wisselen en de oefening nog een keer doen.
Tot slot behandelen we een aantal stukjes uit de film Rio.
* Liefdes scene
* Vrolijke Samba scene
Hier gaan we de begrippen langzaam-snel en het gevoel, die we geleerd en ervaren hebben in de inleiding en de kern, toepassen op de film. We laten een aantal fragmenten zien zonder het geluid. De kinderen krijgen de opdracht na te denken over welke muziek bij dit fragment zou passen. Daarbij moeten ze aangeven of het snelle of langzame muziek moet zijn en vertellen waarom (welk gevoel hebben ze bij het fragment?). Daarna laten we de twee stukjes muziek horen. De kinderen moeten aangeven welke muziek ze bij welke fragment zouden doen.
Afsluiting:
Als afsluiting laten we de fragmenten uit de film zien en bespreken we kort of we vooraf goed hadden bedacht hoe de muziek zou zijn.
Vakgebied: Beeldende vorming Lesduur: 2 lessen, 1 x 1 uur en 45 min. (kleuren mengen en maskers maken), 1 x 1 uur (afronding). Onderwerp: Kleuren mengen en vogelmaskers maken Beeldaspect: Kleur en vorm
De opdracht:De kinderen leren eerst primaire kleuren (rood, geel, blauw) te mengen om secundaire kleuren (oranje, groen, paars) te krijgen. Hiervoor gebruiken zij plakkaatverf. Daarna gaan zij aan de slag met het maken van een eigen vogelmasker.
Beeldend probleem:
In de film zijn verschillende soorten vogels te zien met hun eigen karakters. Ieder kind maakt een masker van een zelf bedachte vogel die zij graag willen zijn tijdens het carnaval in RIO. Dit kunnen bijvoorbeeld lieve, stoere, blije, boze, gemene vogels zijn of een ander type vogel die zij zelf hebben bedacht. Zij maken een keuze uit drie soorten materialen: een eierdoos, een papieren bordje of een vel karton met een voorbeeld oogmasker. Daarnaast maken zij een keuze uit één primaire of secundaire kleur die goed past bij het karakter van de vogel die zij willen zijn. Door het kiezen van een vorm voor de ogen en snavel en het aanbrengen van verschillende decoraties kunnen zij nog meer karakter aan hun vogel geven.
Technisch probleem:
Het masker moet passen op hun eigen gezicht. Er moeten gaten in komen om er doorheen te kunnen kijken en de vogel moet een snavel krijgen. De juf bevestigt op het laatst de elastiekjes of één elastieken band aan de achterkant, zodat het masker goed vast blijft zitten op hun hoofd.
Doelen:
De kinderen leren wat de primaire kleuren zijn (rood, geel, blauw) en hoe ze hiervan secundaire kleuren (groen, oranje, paars) kunnen maken door te mengen.
De kinderen leren associaties te maken bij de verschillende kleuren.
De kinderen leren kleur en vorm te gebruiken om het vogelmasker een eigen karakter te geven.
Benodigd materiaal:
Stevig karton met voorbeeldsjabloon oogmasker
Papieren bordjes
Eierdozen (voor zowel de maskers als om de verf in te doen)
Plakkaatverf primaire kleuren
Kwasten
Scharen
Lijm
(Vouw)karton
Elastiekjes en een rol (kleding)elastiek
Verschillende decoratiematerialen zoals veren en glitters
Introductie (30 min.)
De kinderen krijgen 1 filmfragment uit de film RIO te zien. Ik vraag hen op te schrijven welke kleuren vogels zij zien.
Filmfragment 1: Rio openingsscene
Alle kleuren die de kinderen hebben opgeschreven worden genoteerd op het bord. Dan volgt een gesprek over de verschillende kleuren. Welke vogel had deze kleur? Waar denk je aan bij de kleur….? Welk gevoel krijg je bij die kleur? etc. Hieruit ontstaat uiteindelijk een woordweb.
De leerkracht vertelt dat we straks onze eigen vogelmaskers gaan maken.
Zelf kleuren mengen
De kinderen krijgen ieder een vel wit papier, een kwast en per groepje een grote eierdoos gevuld met plakkaatverf in de primaire kleuren blauw, geel en rood.
De leerkracht vertelt dat dit de enige kleuren verf waren die ze kon vinden in de school. We kunnen hiermee alleen rode, blauwe en gele vogels maken, terwijl we veel meer kleuren hebben gezien in Rio. Daarom gaan we deze kleuren mengen om nog meer kleuren te krijgen. We beginnen met het mengen van de kleuren geel en blauw (= groen). Dit doen we op het witte vel papier. Welke kleur ontstaat er? En bij het mengen van geel en rood (= oranje) en bij blauw en rood (= paars).
Daarna is op het bord de kleurencirkel te zien, om de kinderen te helpen onthouden welke kleuren zij moeten mengen om een andere kleur te krijgen.
Kern (60 min.):
Nadat de kinderen in de introductie geleerd hebben over de verschillende kleuren en over hoe deze te maken, gaan we nu aan de slag met de opdracht. De kinderen gaan zelf vogelmaskers maken voor een eigen carnavalsoptocht. In de film zijn verschillende soorten vogels te zien: lieve vogels, stoere vogels, blije vogels, boze vogels, gemene vogels, etc. Het volgende filmfragment illustreert dit nog eens.
Filmfragment 2 lied Nigel:
Zij maken een masker van de vogel die zij graag willen zijn.
Hiervoor mogen de kinderen zelf een keuze maken uit het te gebruiken materiaal:
-Stevig karton met voorbeeldsjabloon oogmasker
-Papieren bordjes
-Eierdozen
(Deze keuze is bewust gemaakt om differentiatie aan te brengen. Het ene kind is al heel creatief en kan van een papieren bord of eierdoos een masker maken. Andere kinderen kunnen dit nog niet en hebben meer houvast nodig. Voor hen is het voorbeeldsjabloon bedoeld.)
Voordat ze beginnen moeten de kinderen nog op de volgende punten gewezen worden:
-Er moeten gaten in het masker komen om doorheen te kunnen kijken.
-Het masker moet een snavel krijgen.
-Door de vorm van de ogen, de snavel, de kleur en de versiering te kiezen kunnen zij aangeven wat voor vogel het gaat worden.
Afsluiting (15 min):
De leerkracht geeft aan dat we gaan stoppen en een volgende les verder gaan om de maskers af te maken. De kinderen ruimen alle spullen op. De maskers worden op een plek gelegd waar er niets mee kan gebeuren. De materialen worden schoongemaakt en opgeruimd. Klassikaal wordt kort nabesproken hoe het werken ging. Wat ging goed? Wat was lastig?
Vervolgles
Tijdens de afrondingsles worden de maskers afgemaakt en tentoongesteld in de klas. De leerkracht vertelt dat we de maskers in een andere les echt zullen gaan gebruiken.
Kinderen benoemen de kleur van de vogels uit de film Rio.
Kinderen luisteren naar het geluid van de vogels uit de film Rio.
Introductie:
Kinderen krijgen een stukje van de trailer van Rio te zien. ( De eerste 30 seconden)
In het stukje wordt gezegd dat Blu een bijzondere vogel is. Waarom is Blu een bijzondere vogel? Kinderen geven antwoord op deze vraag.
Blu is een bijzondere vogel omdat hij het enig mannetje is. Als hij zich niet voortplant, sterft hij uit. Maar eigenlijk zijn alle vogels in de film bijzonder, want ze zien er allemaal anders uit.
Kern:
In de film komen er verschillende vogels voor. Elke vogel is weer anders. De kinderen zien de onderstaande plaatjes. Wat maakt de vogels zo verschillend. Ik vraag de kinderen om de verschillen te noemen.
Pedro
Blu en Jewel
Nico
Rafael
Nico
Behalve de vorm en de grootte van de snavel is de kleur van de vogels heel erg verschillend. Zo is Blu, blauw en is Nico geel. Kleur is belangrijk. Door de kleur kan een vogel zich verstoppen/camoufleren, maar een vogel kan juist kleur hebben om zichzelf te laten zien. Door een felle kleur te hebben kunnen andere vogels ze goed zien!
Vogelgeluiden.
Kinderen bekijken het bovenstaand fragmentje.
Elke vogel zingt zoals het gebekt is. Elke vogel heeft zijn eigen geluid. Net als kinderen. Sommige kinderen hebben een zachte stem, andere een harde. Sommige schelle stem en andere een bromstem.
In de film Rio spreken de vogels gewoon mensentaal, maar in het echt zingen/fluiten de vogels.
Afsluiting
Als afsluiting krijgen de kinderen een werkblad met de foto's van de vogels van Rio mee. Zij moeten de vogels de juiste kleur geven. Ook moeten zij invullen hoe de vogel klinkt.
De kijkwijzer is opgesteld voor leerlingen uit groep 3 van het basisonderwijs. De vragen worden klassikaal door de leerkracht voorgelezen en de bijbehorende foto's en videomateriaal wordt gepresenteerd via het digibord. De leerlingen kruisen op het werkblad de juiste antwoorden aan. Bij vraag 7 en 8 geeft de leerkracht aan dat er meerdere antwoorden moeten worden aangekruist. Er is gekozen voor meerkeuze vragen met aankruisen, omdat het voor leerlingen in groep 3 nog lastig is om het verbale ook goed op papier te zetten.
Vragen kunnen in een kijkwijzer worden ingedeeld in 5 soorten vragen volgens het boek "'Beeldonderwijs en Didactiek' in hoofdstuk 6 'beeldbeschouwen.
Startvragen, Onderzoeksvragen, Analyse vragen, Speculatieve vragen, Vragen die leiden tot een oordeel.
Niet alle soorten vragen komen aan bod bij deze kijkwijzer. Dit kom doordat er alleen maar meerkeuze in zitten rekening houdend met het niveau van groep 3 leerlingen.
Er is in de opbouw wel gekozen om eerst twee startvragen te gebruiken over het onderwerp Carnaval. Dit is gedaan om de leerlingen in het gesprek naar binnen te leiden. De overige vragen zijn voornamelijk 'onderzoeksvragen' waarbij er door de leerlingen aandacht moet worden besteed aan wat ze zien.
Voor de inhoudelijk kant van de vraagstelling is gebruik gemaakt van de Theorie van Parsons. De leerlingen zullen één van de eerste stadia kijken naar beeldaspecten. De bril die ze opzetten geeft ze nog niet het vermogen om naar beeldaspecten te kijken als dat iemand in bijvoorbeeld groep 7 doet.
In de vraagstelling is ook rekening gehouden met de informatie die gedurende de voorafgaande theorieles voor de leerlingen aan bod is gekomen. Deze vragen zijn dus geformuleerd vanuit het gegeven dat alle leerlingen de theorieles hebben gevolgd.
Antwoordenblad :
1. carnaval
2. vrolijk
3. snel
4. vierkant
5. eigen inzicht
6. eigen inzicht
7.groen, rood, geel
8. rood, geel
9. oranje
10. verliefd
Antwoord:o kerst o nieuwjaar o carnaval o kermis Vraag 2 : Wat voor gevoel krijg je bij de muziek die je hoort?
Antwoord: o vrolijk o verdrietig o boos o bang Vraag 3 : wat is de snelheid van de muziek?
Antwoord: o langzaam o snel
Vraag 4 : Wat is de vorm van dit masker?
Antwoord:o rond o vierkant o driehoekig o rechthoekig
Vraag 5 : wat voor gezicht trekt het masker?
Antwoord:o vrolijk o verdrietig o boos o bang
Vraag 6 : Waar denk je dat het masker van gemaakt is?
Antwoord: o hout o plastic o papier
Vraag 7 : Welke kleuren hebben de vogels?
Antwoord:o rood o wit o blauw o oranje o paar o grijs o geel o groen o paars Vraag 8: Welke kleuren van de vogels kan je mengen tot een andere kleur?
Antwoord:o rood o wit o blauw o oranje o paar o grijs o geel o groen o paars
Vraag 9 : Welke kleuren kan je maken met het mengen?
Antwoord:o oranje o groen o zwart o wit o blauw o rood
Kinderen vergelijken het
Nederlandse carnaval met het Braziliaanse carnaval.
Kinderen vergelijken Nederlandse
dansen met de Braziliaanse dansen
Introductie:
Als introductie wordt de eerste scene
van de film Rio getoond. Ik vraag de kinderen of ze de film kennen en
of ze weten waar de film zich afspeelt.
Kern:
De stad Rio de Janeiro
De film Rio speelt zich af in de stad
Rio de Janeiro. Rio de Janeiro is een grote stad in Brazilië. De stad
is groter dan onze stad; Leiden. Er wonen meer dan zes miljoen mensen
in Rio de Janeiro.
Ik vraag de kinderen of ze iets weten
over de stad Rio de Janeiro.
In Rio staat er een heel groot
standbeeld van Christus. Het standbeeld wordt Cristo
Redentor genoemd. Het standbeeld
staat op een hoge berg en is vanuit heel Rio goed te zien.
Rijke en arme mensen wonen dicht bij
elkaar. De rijke mensen wonen in grote huizen. De arme mensen wonen
in sloppenwijken, ook wel favela's genoemd. De huizen zijn klein. Ze
staan meestal op bergen.
Carnaval
Rio is bekend om het carnaval. In
Nederland hebben we ook carnaval.
De kinderen krijgen twee fragmenten te
zien. Een van het Braziliaans carnaval en het Nederlands carnaval.
Aan de kinderen wordt gevraagd om het
verschil te noemen tussen het Nederlands carnaval en het Braziliaans
carnaval.
Zowel het carnaval van Nederland als
het carnaval van Brazilië duurt vier dagen en begint voor de
vastentijd. Tijdens het Nederlands carnaval verkleden de mensen zich.
Tijdens het Braziliaanse carnaval worden en kostuums met veren
gedragen. Tijdens het Nederlandse carnaval worden er verschillende
carnavalsliederen ten horen gebracht. Tijdens het Braziliaanse
carnaval wordt er vooral samba gedraaid.
Dans
In Brazilië zijn
er twee dansen heel erg bekend, namelijk de samba en de capoeira.
Kinderen krijgen
de samba te zien:
Kinderen krijgen de capoeira te zien:
Kinderen krijgen Nederlands volksdansen
te zien:
Tijdens het kijken van de filmpjes
mogen de kinderen bewegen en mee dansen.
Kinderen moeten onderstaande vraag
beantwoorden.
Wat is verschil tussen deze dansen en
de dansen van Brazilië en de dansen van Nederland?
Afsluiting:
Aan het eind van de les worden er twee
grote posters opgehangen. Op de een staat Brazilië en op de ander
Nederland. Kinderen schrijven kenmerken van de
landen eronder.